DE KNOFLOOK-GEUR was zo sterk dat het leek alsof uit zijn adem zich langzaam weer het broodje shoarma zou gaan vormen, dat hij vermoedelijk slechts een paar uur eerder had verorberd. De geurexplosie van Robert vermengde zich nu met dat van te sterke koffie, ongedouchte oude mannen, Old Spice en gehaktballen waarvan de ondersten uit de vetpan de laatste wedstrijd van vorig seizoen nog hadden meegemaakt.

‘Hé man, alles goed?’ zei ik.
‘Zeker! Met jou?’ antwoordde Robert.

We gaven elkaar een boks waarna ik uit lijfsbehoud snel een paar stappen naar achteren deed, terwijl onze teamgenoten de troosteloze kantine langzaam haar zin van het bestaan teruggaven. Gebroederlijk liepen we naar de kleedkamer waar de verse scheuren in de rode bakstenen muren ons deden beseffen dat we vanuit de thuishaven Glimmen ons in het episch centrum van het bevingsgebied hadden gewaagd: Loppersum-Noord.

Tijdens het plaatsen van mijn stokoude scheenbeschermers om mijn even oude als gekromde benen, merkte ik dat Robert stiller was dan gebruikelijk na een avondje doorhalen. Maar de uitgelaten stemming tijdens het omkleden, met discussies over het wisselbeleid, het vullen van waterflessen, aangevuld door een niet aflatende stroom van flauwe grappen en mannelijke opmerkingen, bood mij niet de gelegenheid om hem te vragen hoe het met hem ging.

‘De bal lekker rond laten gaan mannen’ en: ‘niet te vroeg druk zetten Wim,’ brachten onze twee kersverse leiders nog ongegeneerd in, niet gehinderd door enige terughoudendheid in het uiten van voetbal-clichés.

Toen de regen in alle hevigheid uit de hemel viel, werd het juist tijd om aan onze warming-up te beginnen alsof het symbool stond voor de afdroogpartij die ons te wachten stond. Op het veld aangekomen evolueerden mijn bange vermoedens in een ongemakkelijke werkelijkheid, toen bleek dat de tegenstanders niet alleen dertig minuten eerder het veld hadden betreden, maar gemiddeld ook minstens dertig jaar jonger waren. In de rust ging Robert tekeer alsof de Wereldtitel ons door de vingers leek te glippen, hier in Loppersum-Noord.

‘Het is toch ongelooflijk! We staan hier te voetballen als een stelletje oude mannen! We verliezen gewoon elk fucking duel! Willen we hier nou winnen, of beginnen we liever nu al aan de derde helft?!’

Zijn ogen spoten vuur, maar het was alsof hij ons vertelde wat iedereen al dacht en zijn afsluitende voorstel klonk de meesten als muziek in de oren waardoor de reacties gelaten waren.

‘Je punt is nou wel duidelijk hoor,’ zei Dirk lachend, terwijl leider Brakker (“The Butcher”) overging tot de orde van de dag en inventariseerde hoeveel spelers in staat waren aan de tweede helft te beginnen.

Toen de alleszins meevallende eindstand van 4-2 bereikt was en de flesjes Hertog Jan van de zongebruinde leider Bart (“The Egyptian”) ons uitstekend smaakten bleek Robert plotseling weer de oude. Hij vertelde me tijdens het douchen dat zijn broer was verhuisd naar één van de “kofferwoningen” die het NCG biedt aan mensen wier huizen verstevigd worden. We waren er op de heenreis langsgereden. Zijn broer woont er inmiddels vier jaar.

Weer aangekomen bij de v.v. Glimmen negeerden we de paar haarscheurtjes in onze kantinemuren en proostten we op het goede leven in ons prachtige dorp.

Scheur’n in ’t hoes, zien scheur’n in de zail.

Bovenstaand verhaal is opgeschreven door Reinier Antonides. Speler van Glimmen 3 en schrijver van ‘Zevende verrassende verhalen over een duurzaam bestaan’